Ik kocht een broek.
Op vakantie.
Tweedehands.
Zo’n broek met van die zakken aan de zijkant.
Thuis probeerde ik ‘m.
Te klein …
Ik had ’t kunnen weten.
Impulsief als ik was.
En nog steeds ben.
Ik liep ergens.
Frankrijk.
Idyllisch.
Nauwe straatjes.
Blauwe lucht.
Tafeltjes.
Stoeltjes.
En dus die winkel.
Opeens.
Lekkere muziek.
Leuke mensen.
En welke maat ik dan had.
Goeie vraag.
Geen idee?
Hier deze, zei ze.
Probeer deze ‘s.
Ik hield ‘m voor m’n middel.
Of nog niet eens, geloof ik?
En rekende meteen af.
Voldaan.
Zelfgenoegzaam.
Overtuigd van wie ik was als mens.
Iemand die de goede zaak diende.
Wiens hart links zat.
En zit.
Geen zeurpiet.
Een weldoener.
En zo ging ik nog even door.
Met mezelf ophemelen.
Verblind door alles wat mij toescheen die dag.
De zon uiteraard.
En vreemde ogen.
In no-time was ik veertig euro lichter.