Ze had een buikje gekregen.
Zag ik.
Ze werd ook een dagje ouder.
Kon zij het ’t helpen.
Ik had haar lang niet gezien.
Ik denk een jaar of drie of zo.
We hadden wat.
Niet veel.
Niet eens alles.
We rommelden.
Ik had haar leren kennen op een feestje.
Ik had wat door haar haar gestreeld.
En meteen was het raak.
Ik mocht mee.
Ze woonde leuk.
Op een zoldertje.
Ze had een vriend, zei ze.
Maar die zag ze nooit.
Ik deed of ik het niet hoorde.
We zoenden en vielen in slaap.
De volgende dag moest ik weg.
Blijven kon niet.
We bellen, ok?
En dat deden we.
Een paar dagen later.
We zouden elkaar weer zien.
Zij kwam naar mij dit keer.
We dronken bier op mijn balkon.
Schultenbräu van de Aldi.
Uit blik.
Haar kon het niks schelen.
Mij ook niet.
In die zin was ze niet zo moeilijk.
Ik evenmin.
Maar in de liefde waren wij raadsels.
In nevelen gehuld.
En samen zagen wij het vroeg donker worden.
De zomer had maar kort geduurd.