Zou ze ’t gezegd hebben?
Het is hij.
Hem.
Ik dus.
Ze zei van niet.
Ze zei dat ze dat in het midden had gelaten.
Wel dat ’t zo was.
Dat dat die onrust verklaarde.
Ik vroeg niet verder.
Wilde ik wel.
Ik wilde eigenlijk alles weten.
Maar we gingen over op iets anders.
We gingen weer terug naar dat moment.
En herhaalde dat keer op keer.
Dat ik haar zag en zij mij.
En wie zag de ander nou als eerst?
Een vraag waar we niet uitkwamen.
Zij stapte de auto uit.
Ik kwam aangelopen.
Zo was ’t ongeveer.
Toen dat appje.
En ik wist genoeg.
De vonk was overgeslagen.
De vonk die een brand werd.
Een veenbrand, waar ik eerder over sprak.
Niet te blussen.
Ondergronds gaat ie z’n eigen gang.
Hij laait op wanneer ie dat nodig acht.
Maar goed.
Zou ze ’t gezegd hebben?
Het is hij.
Hem.
Ik dus.
De kwade genius.
Waar rook is, is vuur.
En hij is toch ook niet achterlijk?
Afijn, dingen gebeuren.
Zulk soort dingen.