Moet je dan wat geven?
Dat vroeg ik mij dus af.
Toen ik vanmorgen vroeg langs een zwerver liep.
Een verschoppeling.
Iemand die niet meer meetelde.
Die ze waren vergeten.
Hij zat op z’n knieën.
Hij bad.
Ik geloof niet dat het hielp.
Ik voelde in mijn zakken.
Er rammelde wat kleingeld.
Een eurootje.
Misschien twee euro.
Moest ik.
Zal ik.
Ik wist het niet.
En voor ik het goed en wel besloten had.
Was ik er al weer voorbij.
Ik, die decadente westerling.
Die wel even keek.
Zo van, ah god.
Wat erg hè.
Nou, heel erg inderdaad.
Ik had zo met hem te doen.
Dat ik zomaar doorliep.
En velen met mij.
Die er niet eens bij stilstonden.
Ze haalden hun schouders op.
En zelfs dat was voor de meesten nog te veel gevraagd.