Sushi.
Ik heb er niks mee.
Ik lust ‘t.
Maar daar is ook alles mee gezegd.
Ik weet dat het in is.
Hip.
Zeggen dat je sushi hebt gegeten.
Jij doet of het heel normaal is.
Sushi eten.
Dat is het ook.
Dat weet ik.
Maar toch.
Had je bloemkool gegeten.
Dan was je er niet over begonnen.
Of die boterham met pindakaas van vanmorgen liet je ook achterwege.
Nee, je wilde het toch even kwijt.
Toch even zeggen.
Zeggen dat je sushi had gegeten.
Je stipte het toch even aan.
Niet overdreven.
Niet te nadrukkelijk.
Maar gewoon.
Je opperde ’t even.
Je bracht het even te berde.
Terloops liet je het even vallen.
Zodat ik wist wie ik voor mij had.
Een vrouw van de wereld.
Op van die schoenen met een N.
Net een sabbatical achter de rug.
En de zoveelste burn-out in het vooruitzicht.