Ik durfde het niet te zeggen.
Zeggen wat zo makkelijk lijkt.
Heb je zin om …
Ja, wat eigenlijk.
Iets drinken.
Een wandeling maken.
Een fietstocht.
Nee, nu te koud.
Een filmpje pakken dan.
Of zou ze daar niet van houden.
Ik kijk naar haar fotootje.
Appetijtelijk.
Dat is het eerste wat mij te binnenschiet.
Ze mag er wezen.
Maar hoe had ik het dan aan moeten pakken.
Ik had een kans.
Maar die heb ik laten liggen.
Ik heb haar laten lopen.
Ik had het toch gewoon kunnen zeggen.
Het moment was daar.
Ze stond wat aan haar fiets te klooien.
Volgens mij deed ze alsof.
Ze had allang weg kunnen wezen.
Ik denk dat ze het ook niet goed wist.
Misschien dat ze het ook niet durfde.
Heb je zin om …
Ja, wat eigenlijk?
Dat vraag je je dan af.
Terwijl je het allebei weet.
Maar juist dat niet durft te zeggen.
Zeggen wat zo makkelijk lijkt.