Hoofd in doos op straat gegooid.
Vanuit een flat.
Dat ook nog.
Niet netjes ergens neergezet.
Of begraven.
Nee, weg ermee.
Met dat hoofd.
Hup!
En een ‘m zo een zwiep gegeven.
Zo het raam uit.
Ik las het in de krant.
Ik geloofde het eerst niet.
Lees ik het nou goed?
Maar het stond er echt.
Het was gefactcheckt.
Hoe zou dat dan gegaan zijn?
Ruzie gekregen natuurlijk.
Zoiets doe je niet voor de lol.
‘Zal ik ‘ns even jouw hoofd afhakken’
‘Lache’
Nee, er zal wel iets aan voorafgegaan zijn.
Een woordenwisseling.
Een meningsverschilletje.
Of laat het ‘tje’ maar weg.
Een conflict.
‘Ja,’ zou dan zo’n dader later voor de rechter verklaren.
‘Het liep een beetje uit de hand.’
‘Ik deed het niet expres.’
‘Het ging per ongeluk.’
‘Ik struikelde.’
‘Toevallig had ik net een hakbijl in mijn hand.’
‘En voor ik het wist lag zijn hoofd naast zijn romp.’
‘Toen dacht ik nog, wat moet ik met dat hoofd.’
‘Ik heb het er nog terug opgezet.’
‘Maar het bleef niet zitten.’
‘En in blinde paniek heb ik het toen maar in een doos gedaan.’
‘Dat hoofd.’
‘En het vervolgens het raam uit gekeild.’
‘Wist ik veel?’
‘Dat kunt u mij toch niet kwalijk nemen, meneer de rechter.’
‘Het ging vanzelf.’
‘Zoiets verzin je niet.’
Nee, inderdaad.
Zoiets verzin je niet.